Antiek brons-koper-ijzer
Antiek-Encyclopedie.nl: Het informatiepunt voor de antiekliefhebber.



De oudheid

Metaal werd voor het eerst ontdekt in de steengroeven en rivierbeddingen waar de steentijdmens zocht naar materiaal voor gereedschap. Het vroegste metalen gereedschap stamt uit het vijfde millennium v.C. Het bestaat uit koper en werd gevormd door het te bewerken met de hamer. Door dit zgn. koudhameren werd koper - van nature een tamelijk week metaal - bovendien gehard. Het smeltpunt van koper ligt rond de 1100°C. Ovens waarmee men een dergelijke hitte kan bereiken kon men kort voor 3000 v.C. al bouwen. Men kon nu koper winnen uit erts en ontdekte ook al spoedig dat koper aanzienlijk betere eigenschappen verkrijgt (harder wordt, tijdens het koudhameren minder geneigd is tot barsten en minder onderhevig aan corrosie), wanneer men het vermengt met tin. Dit nieuwe metaal, het brons, heeft in de 2000 jaar die het zou duren voordat men voor gereedschap overging op ijzer, zich bewezen als een bij uitstek aristocratisch metaal. Het begunstigde de heersers van de bronstijd door de mogelijkheid wapens te maken die hen superieur maakten over de steentijdvolkeren om hen heen. Maar een zeis of ploegijzer is er nooit van gesmeed.
.Bronvermelding    |    Top


Koperlegeringen

Onder de andere koperlegeringen uit de oudheid neemt messing de voornaamste plaats in. Het bestond uit een legering van koper met kalmei (zinksilicaat). Als metaal werd zink pas in 1746 verkregen door reductie van kalmei met koolstof. In vermenging met zink krijgt koper een gele kleur, waardoor men in plaats van messing vaak spreekt van geelkoper. Terwijl brons in de latere geschiedenis vooral werd gebruikt voor het fijnere gietwerk werd messing toegepast voor het grovere gietwerk (dinanderie) en om te worden geplet en gedreven. De uitvinding van de pletmolen in 1696 maakte het mogelijk koperplaten langs mechanische weg te verkrijgen. Beneden een dikte van 0,3 mm spreekt men van bladkoper, beneden een dikte van 0,1 mm van latoenkoper. Bladkoper werd vaak gebruikt ter bekleding van kistjes en dozen, latoenkoper werd in de 19de eeuw veel gebruikt voor versieringen van goedkope klokken. De term tombak wordt gebruikt voor een alliage tussen koper en een kleine hoeveelheid zuiver zink, dat in de tweede helft van de 18de eeuw veel werd gebruikt in de knopenindustrie. Mannheimer goud is een alliage uit het begin van de 18de eeuw waarin naast zink ook tin in het koper werd gemengd. Zij die met koperalliages werkten, sloten zich tijdens de middeleeuwen bij gilden aan. Uit oude gildenkeuren duiken benamingen als geelgieter, roodgieter en koperslager op.
.Bronvermelding    |    Top


Gieten van brons

Het gieten van brons was aanvankelijk een vrij eenvoudige techniek. De gietvorm werd in steen gehouwen en vol vloeibaar brons gegoten. Het ging daarbij om een zogenaamde ‘open’ gietvorm, dus om een uitholling in een vlakliggende steen. Later leerde men met twee gietvormen te werken, die tegen elkaar werden geplaatst. Na het afkoelen van het brons werden de vormen van elkaar gehaald en kwam het werkstuk vrij. Dit waren uitsluitend zware, massieve voorwerpen. Een volgende stap was die, waarbij lemen vulstukken in de gietvormen werden aangebracht, wat het vervaardigen van holle werkstukken mogelijk maakte.

Een heel wat ingewikkelder techniek, die al in de oudheid werd ontwikkeld, is die van het cire perdure, wat letterlijk ‘verloren was’ betekent. In het Nederlands zeggen we liever verloren vorm. Bij de cire perdue-techniek maakt men een vuurvaste, meestal lemen kern, die grofweg de vorm van het uiteindelijke werkstuk krijgt. Daarop modelleert men de vorm van het voorwerp in was, een voor dit doel bijzonder geschikt materiaal waarvan de fijnste details haarscherp kunnen worden geboetseerd. Zodra de was is gehard, steekt men aan verschillende kanten metalen pennen in het boetseerwerk; die iets blijven uitsteken. Daarna wordt het werkstuk eerst met dunne en dan met dikke leem overtrokken; deze mantel moet enige tijd drogen. In de leemmantel maakt men enkele kanalen, die zullen dienen als uitlaat voor was en lucht. In het gietkanaal bovenin wordt vloeibaar brons gegoten. De waslaag tussen de kern en de mantel smelt en de was stroomt door de afvoerkanalen weg. Kern en mantel worden door de ingebrachte pennen van elkaar gescheiden gehouden. Het brons neemt de plaats van de was volledig in en krijgt de kans langzaam af te koelen. Na afkoeling wordt zowel de leemmantel als de kern weggebroken en komt het dunwandige werkstuk vrij. Omdat het oorspronkelijke model bij dit procédé verloren gaat, is er sprake van een unicum. Het werkstuk wordt bijgewerkt door het te ciseleren, zoals dat ook bij goud en zilver gebeurt. De oneffenheden die zijn ontstaan bij de gietopeningen en de pennetjes die tijdens het gieten kern en mantel gescheiden hielden, worden weggevijld. Aan de binnenzijde blijven de pennetjes meestal zichtbaar, waardoor ze een kenmerk vormen van voorwerpen die via de cire perdure-methode tot stand zijn gekomen. Het oppervlak wordt na het ciseleren gepolijst. De cire perdue-techniek werd en wordt nog steeds toegepast voor het gieten van plastieken. Het kan daarbij gaan om kleine figuurtjes of om bijvoorbeeld grote ruiterstandbeelden, die in delen worden gegoten. Plastieken van koperlegeringen worden bronzen genoemd. Gaat het om kleinere siervoorwerpen, dan spreekt men van kleinbronzen.
.Bronvermelding    |    Top


Bronzen kunstwerken

Al tijdens de renaissance hielden grote kunstenaars zich bezig met het maken van bronzen, waarvoor ze eerst kleimodellen maakten. Deze plastieken dienden als gietkern en waren zo fijn gemodelleerd, dat er slechts een zeer dun, gelijkmatig laagje was op hoefde te worden aangebracht. Beroemde beeldhouwers die tijdens de renaissance schitterende bronzen hebben gemaakt, zijn onder anderen de Zuid-Nederlander Jan van Boulogne die door de Italianen Giovanni da Bologna werd genoemd en diens leerling Adriaen de Vries. Verder hielden vooral Italiaanse en Zuidduitse kunstenaars zich met het brons bezig. Hun werkstukken bestaan vooral uit dierbronzen (veel paarden en leeuwen) en mythologische figuren, die op klassieke voorbeelden zijn geïnspireerd. In de 17de, 18de en 19de eeuw maakten vooral Franse kunstenaars schitterende dier- en allegorische bronzen.
.Bronvermelding    |    Top


Patina op brons

Op bronzen plastieken vormt zich in de loop van de tijd vanzelf een fraaie, groenbruine verweringslaag, het patina. Eeuwen geleden al stelde men dit patina zeer op prijs, reden waarom men vaak de tijd geen kans gaf om zelf zijn werk te doen. In de bronsgieterijen werden de werkstukken na het ciseleren en polijsten meestal kunstmatig gepatineerd, een handeling die men bronzen noemt. In de Vlaamse werkplaatsen werden tijdens de renaissance de arbeiders verplicht over de beelden te wateren, waardoor het gewenste patina binnen enige maanden werd bereikt. Later begon men laklagen op het brons aan te brengen, die de glans en kleur van het patina bedrieglijk nabootsten. Vaak ook werden bronzen verguld, hetzij met bladgoud, hetzij door middel van het ongezonde amalgaamprocédé. Men kon ook een soort vergulding verkrijgen door aan de patinalakken drakenbloed, saffraan of bepaalde plantaardige oliën toe te voegen. De bronzen, die op kunstveilingen doorgaans voor zeer hoge prijzen van de hand gaan, werden indertijd al voor veel geld door gerenommeerde kunstenaars gemaakt, vaak in opdracht van edelen of rijke kooplieden.
.Bronvermelding    |    Top


Bronzen gebruiksvoorwerpen

Een andere groep bronzen gietwerk, waarvan de prijzen er evenmin om liegen, wordt gevormd door het kerkelijke en profane brons dat tot in de 17de eeuw in het gewone atelier tot stand is gekomen. Tot de duurste kerkelijke stukken kan men wijwateremmers, aquamaniles, reliekhouders, ciboriën, monstransen en processiekruisen rekenen. Er werden ook veel kruisbeelden, kaarsenkronen en altaarkandelaars in brons uitgevoerd. Van het huishoudelijk bronzen vaatwerk moeten de gegoten kandelaars, dekselkannen, lavabo’s, gotelingen, grapen en vijzels of mortieren worden genoemd.
.Bronvermelding    |    Top


Chinees brons

Een afzonderlijke, bijzonder opvallende groep bronzen die met een vleugje mystiek is omhangen vormt het vroege Chinese brons. De stukken die in omloop zijn, zijn doorgaans van archeologische oorsprong. De eerste dateerbare archeologische vondsten werden gedaan in de buurt van An-Yang, de laatste hoofdstad van de Shang-dynastie (ca. 1523-1028 v.C.). Uit deze vondsten blijkt dat de oude Chinezen toen al de cire perdure-techniek volledig beheersten en in staat waren voorwerpen met bewerkelijke versieringsmotieven te gieten. Het gevonden rituele vaatwerk en de dierplastieken uit deze en de daaropvolgende Chou-dynastie zijn van een verbluffende schoonheid. De kennis van deze vroege bronzen is echter nog in een beginstadium. Vanaf de invoering van het boeddhisme in 67 n.C. beschikt men over meer geschreven bronnen zodat de kennis op deze wijze enigszins kan worden aangevuld. Door alle eeuwen heen zijn de Chinezen zeer bekwame en kunstzinnige bronsgieters gebleven, waarbij opvallend is dat de oude vormen en zelfs de soort decoraties veelal gehandhaafd bleven.
.Bronvermelding    |    Top


Geslagen koperwerk

In de antiekhandel treft men veel geslagen koperwerk van rood koper en van messing aan. Het is gemaakt uit geplet of gewalst koper en kan zijn versierd met drijf-, ajour- of graveerwerk. De koperslager telde zijn klanten voornamelijk onder het gewone volk. Hij maakte allerlei potten, pannen en ketels, scheplepels en schuimspanen, voornamelijk voor keukengebruik. De naden in het vaatwerk vertonen dikwijls fraaie zwaluwstaartverbindingen, in tegenstelling met het latere fabriekswerk dat zich van handwerk onderscheidt door rechte, gesoldeerde naden. Handvatten en hengsels zijn meestal van smeedijzer en met messing of ijzeren nagels vastgeklonken. Veelal werden pannen en ketels aan de binnenzijde vertind, dus met een dun laagje tin overtrokken. Dit was noodzakelijk omdat messing, net als zuiver koper, snel oxideert en een giftige groene verweringslaag vormt. Onvertind koperwerk werd dan ook vooral vóór het gebruik grondig met zand geschuurd. In messing werden vaak offerschalen voor de kerk uitgevoerd, maar ook wandborden voor de pronkkamer. Dergelijke borden zijn vaak voorzien van gedreven taferelen en ingehamerde patronen.
.Bronvermelding    |    Top


Oud messing

Veel oud messing wordt aangeduid als dinanderie. Dinant, aan de Maas in Begië, had al in de Romeinse tijd een bloeiende messingindustrie. Sinds de 12de eeuw nam de stad een monopoliepositie in, hoewel ook in plaatsen als Namen, Luik, Hoei, Mechelen, Leuven en Doornik veel messing werd gemaakt. Sinds de middeleeuwen werd de term dinanderie in het Franse taalgebruik gebruikt voor alle gebruiksgoed van messing, ongeacht of het uit België of uit andere oude centra zoals Lyon, Milaan of Duitsland afkomstig was. In 1466 werd Dinant door hertog Filips de Goede verwoest, een klap die de geelgieters nooit meer te boven zijn gekomen. Velen van hen vestigden zich onder meer in Aken, Maastricht en zelfs in Engeland. De meeste dinanderie is niet ouder dan de 15de of 16de eeuw. Veel wat erop lijkt is echter helemaal niet zo oud, want na de Eerste Wereldoorlog, toen er rond de slagvelden een levendige handel ontstond in messing granaathulzen, werd de oude dinanderie op grote schaal nagemaakt. Vooral de vijzels van deze dinandiers lijken bedrieglijk echt. Eenvoudige bronzen en messing voorwerpen vormen tegenwoordig veelal het jachtwild van de kleine verzamelaar. Zo bestaan er schitterende verzamelingen van geelkoperen uniformknopen (meestal Duits fabrikaat) en tabaksdozen (vanaf de 19de eeuw en meestal Brits). Gezocht worden ook de bronzen metrieke gewichten, die sinds de invoering van de ijkwetten in 1820 van jaarlijks wisselende ijkmerken werden voorzien.
.Bronvermelding    |    Top


IJzer

Een metaal dat de laatste jaren ook steeds meer in de belangstelling van de antiekverzamelaar komt te staan is ijzer. Het is nog niet zo lang geleden dat antiquairs hun neus voor dit metaal ophaalden, behalve als het om antieke wapens of wapenrustingen ging. Dat men het ijzer zo lang verguisd heeft, vindt ongetwijfeld zijn oorzaak in het ontbreken van een mooie glans, zoals bij goud en zilver, en het mankeren van een gloedvol patina, zoals bij brons en tin. Oud ijzer is meestal sterk geroest en aangevreten, wat het bepaald onaantrekkelijk maakt. Maar zorgvuldig gereinigd en tegen roest behandeld heeft ijzer toch vaak een eigen charme want men heeft uit dit weerbarstige materiaal eeuwenlang de fraaiste vormen weten te smeden.
.Bronvermelding    |    Top


Smeed- en gietijzer

IJzer heeft een betrekkelijk hoog smeltpunt: omstreeks 1530° Celsius. Het vereiste daarom heel wat vakmanschap en kracht om het te bewerken. In zuivere vorm is het onbruikbaar; het krijgt echter uitstekende eigenschappen wanneer het koolstof bevat. Aangezien ijzererts wordt gesmolten door het in gloeiende steenkool te sinteren, zal ijzer altijd wat koolstof bevatten. Het ijzer-koolstofmengsel noemt men staal. Het wordt op twee manieren toegepast: gegoten en gesmeed. Gietijzer bevat veel koolstof, terwijl smeedijzer - of beter: smeedstaal - daar weinig van bevat. Het zijn vooral de boeren die eeuwenlang veel ijzer hebben gebruikt. Ook de ijzeren gereedschappen van ambachtslieden die in vroegere eeuwen een zelfstandige nering dreven, kunnen interessante verzamelingen opleveren. Maar daarnaast hebben toch ook uiterst kunstzinnige producten de smederijen van weleer verlaten. Schitterende ijzeren geldkistjes, ajour bewerkte sloten, fraaie kaarsenkronen en stijlvolle hekwerken bewijzen dat menig smid in artistiek opzicht niet onderdeed voor de bronsgieter en koperslager. Doodgewone huishoudelijke voorwerpen van ijzer, zoals vuurbokken en -stolpen, bakijzers, treeften en vuurhalen kunnen in al hun eenvoud bijzonder mooi zijn en getuigen van een bewonderenswaardig vakmanschap. Behalve het gewone smeedijzer kende de smid ook het temperijzer of smeedbaar gietijzer, dat zijn smeedbaarheid dankte aan een bijzondere hittebehandeling. Hierbij werd het gietijzer herhaald uitgegloeid, al dan niet onder toevoering van zuurstof. Het verloor daarmee de brosse eigenschappen van gewoon gietijzer en kon met de smeedhamer worden bewerkt.
.Bronvermelding    |    Top


Gietijzeren haardplaten

Antiek gietijzer wordt in de antiekhandel niet zo vaak aangetroffen, om de simpele reden dat het niet zo vaak werd gebruikt. Een belangrijke uitzondering is de gietijzeren haardplaat. Deze werd vanaf het einde van de 15de eeuw ter bescherming van het metselwerk tegen de achterwand van de hoge, open stookplaats aangebracht. Omdat de plaat niet gesmeed maar gegoten werd, was het een kleine moeite om reliëfversieringen aan te brengen. De plaat werd gegoten in een open bekisting, die met vormzand werd bekleed. In het vormzand werd de decoratie met behulp van een model aangebracht. De oudste haardplaten vertonen meestal heraldische decoraties. Later werden vooral bijbelse, mythologische en allegorische taferelen populair. De meeste haardplaten werden in het hertogdom Luxemburg gemaakt. Ook Duitsland, Zwitserland, Frankrijk en Engeland telden grote gieterijen. Toen in de 18de eeuw de lage, Franse schoorsteenmantel met vuurkorf in de mode kwam, moest de haardplaat zijn decoratieve functie afstaan aan de chenets, doofpotten en ander koperwerk. In de 19de en 20ste eeuw zijn vooral in België haardplaten nagegoten die te herkennen zijn aan het vage reliëfwerk dat, omdat het werd nagegoten van gedeeltelijk aangevreten originelen, niet zo mooi ‘gestoken’ is als de echte antieke exemplaren.
.Bronvermelding    |    Top

Brons/Koper/IJzer alfabetisch gedeelte


A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z


. Top

 

 

Visie | Disclaimer | Bronvermelding | Contact | ©2006-2010 Antiek-Encyclopedie.nl